Kan de overheid leren van ondernemers?
Bij grote overheidsprojecten krijgen we vaak de indruk dat het beter zou moeten kunnen. Er ontbreekt duidelijkheid. Als de trein eenmaal rijdt, lijkt het onmogelijk het proces nog te keren. Zelfs als er politieke druk ontstaat, kan hoogstens verdere schade beperkt worden.
Het beeld klopt misschien niet helemaal met de werkelijkheid, maar toch. Ontgoocheld staan we langs de zijlijn. Met leedwezen over ‘ons’ belastinggeld. Verdampt. Zou echt niet ergens lering getrokken kunnen worden? Desnoods voor de wat kleinere projecten. Zoals bestemmingsplanwijzigingen. Als je bezwaar maakt tegen een woningbouwplan naast je bedrijf, blijkt dat er zeven jaar geleden al een bestemmingsplanwijziging geweest is die je niet als belangrijk of bedreigend hebt herkend. Of die ter inzage heeft gelegen tijdens een vakantieperiode…
Nu weet ik ook wel dat bedrijfskunde en bestuurskunde geen synoniemen zijn. Maar toch. Procesbeheersing maakt helder wie waarvoor verantwoordelijk is. En dat wil je graag. Daarmee voorkom je dat er gaten vallen in het proces, met alle risico’s van dien. En juist die risico’s wil je vermijden. Of gecontroleerd nemen, want we blijven ondernemers. In ons werk valt het door deze insteek op dat het type certificaat dan eigenlijk niet eens zoveel uitmaakt. Gaat het om risico’s met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, dan praat je over Bevi en BRZO. Gaat het over risico’s met gevaarlijke stoffen onderweg, dan valt de term ADR. Heeft het iets met voedsel te maken, dan komen afkortingen als HACCP en GMP om de hoek kijken. Vaak ook heet een beoordelingsrichtlijn gewoon BRL of ISO met een nummer.
Soms staat zelfs in de wet dat je gecertificeerd moet zijn. Probeer maar eens als stuwadoor een bulk-carrier met zware lading te laden of te lossen. Of zo’n verplichting helemaal juridisch correct is, kun je je afvragen, maar de Wet vraagt een ISO-certificaat. Beheersen van processen en van risico’s, daar gaat het om.
Langs deze omweg terug naar de vraag: Kan de overheid leren van ondernemers? Het lijkt mij van wel. Eerst maar eens in het beleid (dat noemen wij ondernemers de beleidsverklaring) vastleggen dat ‘het algemeen belang’ leidend is. Dat er dus op z’n minst een eerlijke belangenafweging plaatsvindt. Dat niet zozeer de hardst schreeuwende partij of de slimst lobbyende club z’n zin krijgt, maar dat in ieder project mensen met kennis van zaken de voor- en nadelen voor alle mogelijk betrokkenen inventariseren. Om die vervolgens zorgvuldig af te wegen. En om al die mogelijk betrokkenen tijdig en volledig te informeren en om input te vragen. Dan komt de overheid akelig dicht bij het predicaat ‘betrouwbare partner’. Het zou een certificaat verdienen.
Waar zit dan de bottleneck? Er is één risico dat alles blokkeert: aansprakelijkheid. Zolang niet helder is wie waarvoor verantwoordelijk is, zolang niet duidelijk is wat op welk moment van wie verwacht wordt, is het lastig om een ‘schuldige’ aan te wijzen. Dat is ook wat waard. Want als je kunt werken zonder het risico te lopen dat je voor eventuele gevolgen onthoofd of ontslagen wordt, werk je een stuk lekkerder. Dat lijkt me iets om over na te denken. Hoe ver reikt onze waardering voor goede bedoelingen, voor inzet en voor transparantie? Ruiken we geld zodra we iemand ‘sorry’ horen zeggen? Of zien we het grotere geheel, en accepteren we – tot op zekere (welke?) hoogte – tekortkomingen?
Een kritische blik werkt als een spiegel of als een tweesnijdend zwaard. We krijgen de overheid die we verdienen. Het spijt me. Maar, het antwoord is: ja.
Marnix Zwart, adjunct-directeur bij Bedrijfsadvies